Neerlandés → Inglés - onverzoenlijk adj. irreconcilable, implacable, inexpiable, unforgiving » Ejemplos Neerlandés → Francés - onverzoenlijk (algemeen) irréconciliable » Ejemplos Siguiente términos en Neerlandés onverzoenlijkheid onverzorgd onverzwakt onvindbaar onvoelbaar onvoldaan onvoldaanheid onvoldoend onvoldoende gevoed onvoldragen onvolkomen onvolkomen ontwikkeld orgaan onvolkomenheid onvolledig onvolledig weergeven onvolmaakt onvolmaaktheid onvolprezen onvoltooid onvoltooid verleden tijd